EXC390205NE Flipbook PDF

EXC390205NE
Author:  G

68 downloads 146 Views 333KB Size

Recommend Stories


Porque. PDF Created with deskpdf PDF Writer - Trial ::
Porque tu hogar empieza desde adentro. www.avilainteriores.com PDF Created with deskPDF PDF Writer - Trial :: http://www.docudesk.com Avila Interi

EMPRESAS HEADHUNTERS CHILE PDF
Get Instant Access to eBook Empresas Headhunters Chile PDF at Our Huge Library EMPRESAS HEADHUNTERS CHILE PDF ==> Download: EMPRESAS HEADHUNTERS CHIL

Story Transcript

EXC39-02: REKENEN EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES CONTENT Studietaak 1:

 Afronden .............................................................................................................. 1

Studietaak 2:

 Positief/negatief................................................................................................... 6

Studietaak 3:

 Wiskundige bewerkingen ..................................................................................... 8

Studietaak 4:

 Varia (Optioneel) ................................................................................................ 12

Oefening 1:

 Wiskundige functies ........................................................................................... 13

Oefening 2:

 Wiskundige functies (optioneel) ........................................................................ 14

Oefening 3:

 In de vorm van meerkeuzevragen (optioneel)................................................... 15

GiVi Group ©

2/07/19

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 De zware wiskundige functies zoals de trigonometrische functies en de logaritmische functies komen in dit hoofdstuk niet aan bod.

STUDIETAAK 1:  AFRONDEN 1. LEERDOEL Op het einde van deze studietaak kunt u de belangrijkste wiskundige functies gebruiken via het functiepalet om getallen af te ronden en af te kappen. 2. OPGAVE In deze studietaak gebruikt u de volgende afrondingsfuncties: •

ROUND (AFRONDEN), ROUNDDOWN (AFRONDEN.NAAR.BENEDEN), ROUNDUP (AFRONDEN.NAAR.BOVEN)



EVEN, ODD (ONEVEN)



TRUNC (GEHEEL), INT (INTEGER)

3. STAPPENPLAN  Open het bestand CALC_Math, werkblad Math1. Deze getallen worden met verschillende functies afgerond en afgekapt. In de volgende stappen gebruikt u de functie ROUND (AFRONDEN). Deze functie rondt een getal af op het opgegeven aantal decimalen, een getal vanaf 5 wordt afgerond naar boven.  Plaats de celaanwijzer in cel B2.  Klik op de knop Insert Function

.

 Selecteer in de lijst Or select a category de categorie Math & Trig.  Selecteer in de lijst Select a function de functie ROUND.  Onderaan in het dialoogvenster wordt in het vet de syntax van de functie weergegeven en daaronder een woordje tekst over het doel van deze functie.  Klik op [OK].  De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 (of typ B1) in dit tekstvak.  Dit is het getal dat afgerond moet worden.  Druk op 〈TAB〉 of klik in het tweede tekstvak.  De cursor staat te knipperen in het tweede tekstvak om het argument Num_digits in te vullen.  Typ het cijfer “2” om af te ronden tot op twee cijfers na de komma.  Klik op [OK]. GiVi Group ©

-1-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 De functie ROUND(B1;2) geeft als resultaat 53212,35.  Kopieer deze functie naar rechts tot aan cel E2.  De functie ROUND(C1;2) geeft als resultaat 5412,57. De functie ROUND(D1;2) geeft als resultaat -4567,89. De functie ROUND(E1;2) geeft als resultaat -4567,12.  Gebruik in cel B3 dezelfde functie om de getallen uit rij 1 op de honderdtallen af te ronden ( =Num_digits -2 ).  Kopieer deze functie naar rechts tot aan cel E3.  De functie ROUND(B1;-2) geeft als resultaat 53200. De functie ROUND(C1;-2) geeft als resultaat 5400. De functie ROUND(D1;-2) geeft als resultaat -4600. De functie ROUND(E1;-2) geeft als resultaat -4600. In de volgende stappen gebruikt u de functie ROUNDUP (AFRONDEN.NAAR. BOVEN). Deze functie rondt een getal steeds af naar boven. Naar analogie bestaat ook de functie ROUNDDOWN (AFRONDEN.NAAR.BENEDEN).  Plaats de celaanwijzer in cel B4.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie ROUNDUP.

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Druk op 〈TAB〉 of klik in het tweede tekstvak.  De cursor staat te knipperen in het tweede tekstvak om het argument Num_digits in te vullen.  Typ het cijfer “2” om af te ronden tot op twee cijfers na de komma.  Klik op [OK].  De functie ROUNDUP(B1;2) geeft als resultaat 53212,35.  Gebruik in cel B5 dezelfde functie om de getallen uit rij 1 op de tientallen af te ronden naar boven ( =Num_digits -1 ).  Kopieer deze functie naar rechts tot aan cel E5.  De functie ROUNDUP(B1;-1) geeft als resultaat 53220. De functie ROUNDUP(C1;-1) geeft als resultaat 5420. De functie ROUNDUP(D1;-1) geeft als resultaat -4570. De functie ROUNDUP(E1;-1) geeft als resultaat -4570.  Plaats de celaanwijzer in cel B6.  Rond de getallen van rij 1 met de functie ROUNDDOWN af op 1 decimaal.  De functie ROUNDDOWN(B1;1) geeft als resultaat 53212,3. De functie ROUNDDOWN(C1;1) geeft als resultaat 5412,5. GiVi Group ©

-2-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

De functie ROUNDDOWN(D1;1) geeft als resultaat -4567,8. De functie ROUNDDOWN(E1;1) geeft als resultaat -4567,1.  Plaats de celaanwijzer in cel B7.  Rond de getallen van rij 1 met de functie ROUNDDOWN af op de eenheden (.=Num_digits 0)  De functie ROUNDDOWN(B1;0) geeft als resultaat 53212. De functie ROUNDDOWN(C1;0) geeft als resultaat 5412. De functie ROUNDDOWN(D1;0) geeft als resultaat -4567. De functie ROUNDDOWN(E1;0) geeft als resultaat -4567. In de volgende stappen gebruikt u de functie EVEN. Deze functie rondt een getal naar boven af op het dichtstbijzijnde even gehele getal. Met deze functie kunt u elementen verwerken die paarsgewijs worden aangeleverd. U hebt bijvoorbeeld een pakkist die per rij gevuld kan worden met één of twee onderdelen. De kist is vol zodra het aantal onderdelen naar boven afgerond op het dichtstbijzijnde tweevoud, gelijk is aan de capaciteit van de kist. Naar analogie bestaat ook de functie ODD (ONEVEN).  Plaats de celaanwijzer in cel B8.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie EVEN gevolgd door [OK].

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Klik op [OK].  De functie EVEN(B1) geeft als resultaat 53214.  Kopieer deze functie naar rechts.  De functie EVEN(C1) geeft als resultaat 5414. De functie EVEN(D1) geeft als resultaat -4568. De functie EVEN(E1) geeft als resultaat -4568.  Plaats de celaanwijzer in cel B9.  Herhaal de vorige werkwijze maar nu met de functie ODD.  De functie ODD(B1) geeft als resultaat 53123. De functie ODD(C1) geeft als resultaat 5413. De functie ODD(D1) geeft als resultaat -4569. De functie ODD(E1) geeft als resultaat -4569. In de volgende stappen gebruikt u de functie TRUNC (GEHEEL). Deze functie kapt een getal af tot een geheel getal door het decimale deel van het getal te verwijderen.  Plaats de celaanwijzer in cel B10.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie TRUNC gevolgd door [OK].

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.

GiVi Group ©

-3-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 Indien een argument in de functiewizard NIET in vet staat is dit argument optioneel, het heeft m.a.w. al een standaardwaarde (in dit geval 0). Indien u de functie typt (zonder wizard), herkent u optionele argumenten aan de vierkante haken rond dit argument.  Klik op [OK]. Het tweede tekstvak wordt nu nog niet ingevuld.  De functie TRUNC(B1) geeft als resultaat 53212.  Kopieer deze functie naar rechts.  De functie TRUNC (C1) geeft als resultaat 5412. De functie TRUNC (D1) geeft als resultaat -4567. De functie TRUNC (E1) geeft als resultaat -4567.  Plaats de celaanwijzer in cel B11.  Herhaal de vorige werkwijze met de functie TRUNC maar nu met tweede argument Num_digits het cijfer 2.  Het aantal decimalen Num_digits in de functie TRUNC is een getal dat aangeeft hoe nauwkeurig er moet worden afgekapt.  De functie TRUNC (B1;2) geeft als resultaat 53212,34 De functie TRUNC (C1;2) geeft als resultaat 5412,56. De functie TRUNC (D1;2) geeft als resultaat -4567,89. De functie TRUNC (E1;2) geeft als resultaat -4567,12. In de volgende stappen gebruikt u de functie INT (INTEGER). Deze functie rondt een getal naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal.  Plaats de celaanwijzer in cel B12.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie INT gevolgd door [OK].

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Klik op [OK].  De functie INT(B1) geeft als resultaat 53212.  Kopieer deze functie naar rechts. De functie INT(B1) geeft als resultaat 53212 De functie INT(C1) geeft als resultaat 5412. De functie INT(D1) geeft als resultaat -4568. De functie INT(E1) geeft als resultaat -4568.  Vergelijk uw functies en resultaten met onderstaand resultaat. De functies en de resultaten staan naast elkaar in de afdruk, maar u kan de functie aflezen in de formulebalk.  Sla het bestand op onder dezelfde naam.

GiVi Group ©

-4-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

4. RESULTAAT

GiVi Group ©

-5-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

STUDIETAAK 2:  POSITIEF/NEGATIEF 1. LEERDOEL Op het einde van deze studietaak kunt u de belangrijkste wiskundige functies gebruiken via het functiepalet om de geaardheid van een getal te onderzoeken. 2. OPGAVE In deze studietaak gebruikt u de volgende functies: •

ABS



SIGN (POS.NEG)

3. STAPPENPLAN  Open het bestand CALC_Math en activeer Sheet Math2. Op deze getallen worden verschillende functies uitgevoerd. In de volgende stappen gebruikt u de functie ABS. Deze functie geeft als resultaat de absolute waarde van het getal. Dit is het getal zonder het bijbehorende positieve of negatieve teken.  Plaats de celaanwijzer in cel B2.  Klik op de knop Insert Function

.

 Selecteer in de lijst Or select a category de categorie Math & Trig.  Selecteer in de lijst Select a function de functie ABS.  Klik op [OK].  De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Klik op [OK].  De functie ABS(B1), de absolute waarde van een posititief getal geeft als resultaat hetzelfde getal.  Kopieer deze functie naar rechts.  De absolute waarde van een negatief getal geeft als resultaat hetzelfde getal, maar dan positief. In de volgende stappen gebruikt u de functie SIGN (POS.NEG) besproken. Deze functie geeft aan of een getal positief of negatief is. Deze functie geeft 1 als resultaat als het getal positief is, nul als het getal 0 is en -1 als het getal negatief is  Plaats de celaanwijzer in cel B3.  Selecteer via de knop Insert Function

GiVi Group ©

de functie SIGN gevolgd door [OK].

-6-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Klik op [OK].  De functie SIGN(B1), van een posititief getal geeft als resultaat 1.  Kopieer deze functie naar rechts.  De SIGN-functie van een negatief getal geeft als resultaat -1.  Wijzig de inhoud van cel C1 in 0.  De SIGN-functie van 0 geeft als resultaat 0.  Vergelijk uw functies en resultaten met onderstaand resultaat. De functies en de resultaten staan naast elkaar in de afdruk, maar u kan de functie aflezen in de formulebalk.  Sla het bestand op onder dezelfde naam. 4. RESULTAAT

GiVi Group ©

-7-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

STUDIETAAK 3:  WISKUNDIGE BEWERKINGEN 1. LEERDOEL Op het einde van deze studietaak kunt u de belangrijkste wiskundige functies gebruiken via het functiepalet om de wiskundige bewerkingen zoals machtsverheffing, vierkantswortel, rest bij deling door en faculteit te berekenen. 2. OPGAVE In deze studietaak gebruikt u de volgende functies: •

MOD (REST)



POWER (MACHT)



SQRT (WORTEL)



FACT (FACULTEIT)

3. STAPPENPLAN  Open het bestand CALC_Math, Sheet Math3. In de volgende stappen gebruikt u de functie MOD (REST). Deze functie bepaalt het restgetal dat overblijft nadat het getal is gedeeld door een deler. Het restgetal en de deler zijn beide positief of negatief.  Plaats de celaanwijzer in cel B2.  Klik op de knop Insert Function

.

 Selecteer in de lijst Or select a category de categorie Math & Trig.  Selecteer in de lijst Select a function de functie MOD.  Klik op [OK].  De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Druk op 〈TAB〉 of klik in het tweede tekstvak.  De cursor staat te knipperen in het tweede tekstvak om het argument Divisor in te vullen.  Typ de deler “2” om het deeltal te delen door 2.  Klik op [OK].  De functie MOD(B1;2) geeft als resultaat 1,4. (Dit wil zeggen: de rest na deling door 2 = 1,4)  Kopieer deze formule naar rechts.  De functie MOD(C1;2) geeft als resultaat 1 De functie MOD(D1;2) geeft als resultaat 1,7

GiVi Group ©

-8-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 Plaats de celaanwijzer in cel B3.  Herhaal de vorige werkwijze met de functie MOD maar nu met tweede argument Deler het cijfer –2.  De functie MOD(B1;-2) geeft als resultaat -0,6. De functie MOD(C1;-2) geeft als resultaat -1 De functie MOD(D1;-2) geeft als resultaat -0,3 In de volgende stappen gebruikt u de functie POWER (MACHT). Deze functie verheft een getal tot een bepaalde macht.  Plaats de celaanwijzer in cel B6.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie POWER gevolgd door [OK].

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B5 in dit tekstvak.  Druk op 〈TAB〉 of klik in het tweede tekstvak.  De cursor staat te knipperen in het tweede tekstvak om het argument Power in te vullen.  Typ de macht “3” om het getal in cel B5 te verheffen tot de macht 3.  Klik op [OK].  De functie POWER(B5;3) geeft als resultaat 27. Ook met een formule kan dit uitgerekend worden; de operator ^ komt overeen met de machtsverheffing. De formule =B5^3 geeft ook als resultaat 27.  Geef in cel B7 de formule manueel in (zonder de functie POWER).  Formule in cel B7: =B5^3 Resultaat in cel B7: 27.  Kopieer beide formules naar rechts.  De functie POWER(C5;3) en de formule =C5^3 resulteren beiden in 125.  Wijzig de inhoud van cel C5 in 5,3.  De functie POWER(C5;3) en de formule =C5^3 resulteren beiden in 148,877.

In de volgende stappen gebruikt u de functie SQRT (WORTEL). Deze functie berekent de positieve vierkantswortel van een positief getal.  Plaats de celaanwijzer in cel B10.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie SQRT gevolgd door [OK].

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B9 in dit tekstvak.  Klik op [OK].

GiVi Group ©

-9-

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 De functie SQRT(B9) geeft als resultaat 15. Ook met een formule kan dit uitgerekend worden; de operator ^ komt overeen met de machtsverheffing. Een beetje wiskundige kennis geeft dan de formule =B9^(1/2).  Geef in cel B11 de formule manueel in (zonder de functie SQRT).  Formule in cel B11: =B9^(1/2) Resultaat in cel B11: 15.  Kopieer beide formules naar rechts.  De functie SQRT(C9) en de formule =C9^(1/2) resulteren beiden in 1024.  Wijzig de inhoud van cel C9 in -225.  De functie SQRT kan enkel gebruikt worden voor positieve getallen.  Maak de laatste actie ongedaan (=terug 1048576 in cel C9).

In de volgende stappen gebruikt u de functie FACT (FACULTEIT). Deze functie berekent het product 1*2*3*...* ingegeven_getal.  Plaats de celaanwijzer in cel B14.  Selecteer via de knop Insert Function

de functie FACT gevolgd door [OK].

 De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B13 in dit tekstvak.  Klik op [OK].  De functie FACT(B13) geeft als resultaat 6 (=1*2*3)  Kopieer de formule naar rechts.  De functie FACT(C13) geeft als resultaat 120 (=1*2*3*4*5).  Vergelijk uw functies en resultaten met onderstaand resultaat. De functies en de resultaten staan naast elkaar in de afdruk, maar u kan de functie aflezen in de formulebalk.  Sla het bestand op onder dezelfde naam.

GiVi Group ©

- 10 -

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

4. RESULTAAT

GiVi Group ©

- 11 -

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

STUDIETAAK 4:  VARIA (OPTIONEEL) 1. LEERDOEL Op het einde van deze studietaak kunt u een getal omzetten naar Romeinse notatie. 2. OPGAVE In deze studietaak gebruikt u de volgende functie: •

ROMAN (ROMEINS)

3. STAPPENPLAN In de volgende stappen gebruikt u de functie ROMAN (ROMEINS) besproken. Deze functie converteert een Arabisch getal naar een Romeins getal en geeft het resultaat weer in de vorm van tekst.  Open het bestand CALC_Math, Sheet Math4.  Plaats de celaanwijzer in cel B2.  Klik op de knop Insert Function

.

 Selecteer in de lijst Or select a category de categorie Math & Trig.  Selecteer in de lijst Select a function de functie ROMAN, gevolgd door [OK].  De cursor staat te knipperen in het eerste tekstvak om het argument Number in te vullen.  Selecteer cel B1 in dit tekstvak.  Klik op [OK]. Het tweede tekstvak wordt niet ingevuld om de Romeinse cijfers op de klassieke manier weer te geven.  Kopieer de functie naar rechts.  Vergelijk uw Romeins getal met onderstaand resultaat.  Sla het bestand op onder dezelfde naam. 4. RESULTAAT

GiVi Group ©

- 12 -

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

OEFENING 1:

 WISKUNDIGE FUNCTIES



Open het bestand CALC_Math, Sheet MathEx.



Bereken in cel B2 de vierkantswortel van het negatief getal in cel B1.



De foutmelding #NUM! verschijnt in de cel want de vierkantswortel van een negatief getal kan met deze functie niet uitgerekend worden.



Bereken in cel B2 de vierkantswortel van de absolute waarde van het getal in cel B1.



In de formulebalk staat =SQRT(ABS(B1)) In cel B2 staat het getal 5.



Sla het bestand op onder dezelfde naam.

GiVi Group ©

- 13 -

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

OEFENING 2:

 WISKUNDIGE FUNCTIES (OPTIONEEL)



Open het bestand CALC_Math, Sheet MathEx.



In cel B7 staat een rekeningnummer, in cel B8 staan enkel de groene cijfers van het rekeningnummer.



Bereken in cel B9 het controlegetal van het bankrekeningnummer. Dit zijn de twee laatste cijfers van het bankrekeningnummer. Dit wordt berekend door het getal van cel B8 te delen door 97 en de rest te bepalen.



In de formulebalk staat =MOD(B8;97) In cel B9 staat het controlegetal van het bankrekeningnummer (wat overeen moet komen met de laatste 2 getallen van het rekeningnummer in cel B7).



Sla het bestand op onder dezelfde naam en sluit het.

GiVi Group ©

- 14 -

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

OEFENING 3:

 IN DE VORM VAN MEERKEUZEVRAGEN (OPTIONEEL)

 1. In cel A1 staat het getal -17,65. U past de wiskundige functie GEHEEL (TRUNC) toe op cel A1. Wat is het resultaat van de functie? A

-18

B

-17

C

17

D

-17,7

 Uw antwoord? ...............................................................................................................................  2. Waarvoor wordt de functie ABS gebruikt? A

Deze functie geeft aan of een getal positief of negatief is.

B

Deze functie rondt een getal naar boven af op het dichtstbijzijnde even gehele getal.

C

Deze functie kapt een getal af tot een geheel getal door het decimale deel van het getal te verwijderen.

D

Deze functie geeft als resultaat de absolute waarde van het getal.

 Uw antwoord? ...............................................................................................................................  3. In cel A1 staat het getal 15,63. U wenst als resultaat 15. Welke functie is FOUT? A

INTEGER (INT)

B

ONEVEN (ODD)

C

AFRONDEN.NAAR.BENEDEN (ROUNDDOWN)

D

GEHEEL (TRUNC)

 Uw antwoord? ...............................................................................................................................  4. Wat is het resultaat van de functie FACULTEIT(4) of FACT(4)? A

24

B

-4

C

16

D

4,4

GiVi Group ©

- 15 -

EXC390205NE.DOCX

EXC39-02.05: WISKUNDIGE FUNCTIES

 Uw antwoord? ............................................................................................................................... Resultaat van de meerkeuzevragen Vraag

Antwoord

Vraag 1

Antwoord B

Vraag 2

Antwoord D

Vraag 3

Antwoord B

Vraag 4

Antwoord A

GiVi Group ©

- 16 -

EXC390205NE.DOCX

OVERZICHT WISKUNDIGE FUNCTIES

OVERZICHT WISKUNDIGE FUNCTIES  Overzicht van veel gebruikte wiskundige functies ROUND

Rondt een getal af op het opgegeven aantal decimalen.

Syntaxis

ROUND(getal;aantal-decimalen)

getal

is het getal dat u wilt afronden.

aantal-decimalen

geeft het aantal decimalen aan waarop u getal wilt afronden. Als aantal-decimalen groter dan 0 (nul) is, wordt getal afgerond op het opgegeven aantal decimalen. Als aantal-decimalen gelijk aan 0 is, wordt getal afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal. Als aantal-decimalen kleiner dan 0 is, wordt getal afgerond op tientallen (-1), honderdtallen (-2), enz.

Voorbeelden

ROUND(2,15; 1) resulteert in 2,2 ROUND(2,149; 1) resulteert in 2,1 ROUND(-1,475; 2) resulteert in -1,48 ROUND(21,5; -1) resulteert in 20

ROUNDDOWN

Rondt een getal naar beneden af, naar nul.

ROUNDUP

Rondt een getal naar boven af, verder van 0 (nul) af.

Aanvullende informatie

ROUNDDOWN lijkt veel op ROUND, met dit verschil dat ROUNDDOWN altijd naar beneden afrondt. ROUNDUP lijkt veel op ROUND, met dit verschil dat ROUNDUP altijd naar boven afrondt.

Voorbeelden

ROUNDDOWN(3,2; 0) resulteert in 3 ROUNDDOWN(76,9;0) resulteert in 76 ROUNDDOWN(3,14159; 3) resulteert in 3,141 ROUNDDOWN(-3,14159; 1) resulteert in -3,1 ROUNDDOWN(31415,92654; -2) resulteert in 31400 ROUNDUP(3,2;0) resulteert in 4 ROUNDUP(76,9;0) resulteert in 77 ROUNDUP(3,14159; 3) resulteert in 3,142 ROUNDUP(-3,14159; 1) resulteert in -3,2 ROUNDUP(31415,92654; -2) resulteert in 31500

GiVi Group ©

- 17 -

EXC390205NE.DOCX

OVERZICHT WISKUNDIGE FUNCTIES

EVEN

Rondt getal naar boven af op het dichtstbijzijnde even gehele getal.

ODD

Rondt een getal naar boven af op het dichtstbijzijnde oneven gehele getal.

Syntaxis

EVEN(getal) of ODD(getal)

getal

is de waarde die u wilt afronden.

Aanvullende informatie

Als getal een niet-numerieke waarde is, geeft EVEN/ONEVEN de foutwaarde #VALUE! als resultaat. Ongeacht of getal positief of negatief is, impliceert naar boven afronden altijd dat de resulterende waarde verder van nul komt te liggen. Als getal een even geheel getal is, wordt de waarde niet afgerond.

Voorbeelden

EVEN(1,5) resulteert in 2 EVEN(3) resulteert in 4 EVEN(2) resulteert in 2 EVEN(-1) resulteert in –2 ODD(1,5) resulteert in 3 ODD(3) resulteert in 3 ODD(2) resulteert in 3 ODD(-1) resulteert in -1 ODD(-2) resulteert in -3

TRUNC

Kapt een getal af tot een geheel getal door het decimale deel van het getal te verwijderen.

INT

Rondt een getal naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal.

Syntaxis

TRUNC(getal; [aantal-decimalen]) INT (getal)

getal

is het getal dat u wilt afkappen.

aantal-decimalen

is een getal dat aangeeft hoe nauwkeurig er moet worden afgekapt. De standaardwaarde voor aantal-decimalen is 0 (nul).

Opmerking

TRUNC en INT werken in zoverre hetzelfde dat ze beide gehele getallen als resultaat geven. TRUNC verwijdert het decimale deel van het getal. INT rondt getallen naar beneden af op het dichtstbijzijnde gehele getal, op basis van de waarde van het decimale deel van het getal. INT en TRUNC werken wel verschillend als u negatieve getallen gebruikt

GiVi Group ©

- 18 -

EXC390205NE.DOCX

OVERZICHT WISKUNDIGE FUNCTIES

Voorbeelden

TRUNC(8,9) geeft als resultaat 8 TRUNC(-8,9) geeft als resultaat -8 TRUNC(PI()) geeft als resultaat 3 TRUNC(-4,3) geeft als resultaat –4 INT(8,9) resulteert in 8 INT(-8,9) resulteert in –9 INT(-4,3) resulteert in -5, omdat -5 een kleiner getal is Met de volgende formule berekent u het decimale deel van een positief reëel getal in cel A1: A1-INT(A1)

ABS

Geeft als resultaat de absolute waarde van getal. Dit is getal zonder het bijbehorende positieve of negatieve teken.

Syntaxis

ABS(getal)

getal

is het reële getal waarvan u de absolute waarde wilt berekenen.

Voorbeelden

ABS(2) is gelijk aan 2 ABS(-2) is gelijk aan 2 Als A1 -16 bevat, is: SQRT(ABS(A1)) gelijk aan 4

SIGN

Geeft aan of een getal positief of negatief is.

Opmerking

Deze functie geeft 1 als resultaat als het getal positief is, nul als het getal 0 is en -1 als getal negatief is.

Syntaxis

SIGN(getal)

getal

is een reëel getal.

Voorbeelden

SIGN resulteert in 1 SIGN(4-4) resulteert in 0 SIGN(-0,00001) resulteert in -1

MOD

Bepaalt het restgetal dat overblijft nadat getal is gedeeld door deler.

Syntaxis

MOD(getal;deler)

getal

is het getal waarvoor u het restgetal wilt bepalen.

deler

is het getal waardoor u getal wilt delen. Als deler gelijk aan 0 is, geeft MOD de foutwaarde #DIV/0! als resultaat.

Opmerking

Het restgetal en deler zijn beide positief of negatief. Tussen de functie MOD en de functie INT bestaat de volgende relatie: MOD(n, d) = n - d*INT(n/d)

GiVi Group ©

- 19 -

EXC390205NE.DOCX

OVERZICHT WISKUNDIGE FUNCTIES

Voorbeelden

MOD(3; 2) resulteert in 1 MOD(-3; 2) resulteert in 1 MOD(3; -2) resulteert in -1 MOD(-3; -2) resulteert in –1

POWER

Verheft een getal tot een bepaalde macht.

Syntaxis

POWER(getal;macht)

getal

is een reëel getal dat u als grondtal wilt gebruiken.

macht

is de exponent die de macht aangeeft tot welke u getal wilt verheffen.

Opmerking

In plaats van de functie POWER kunt u ook het bewerkingsteken "^" gebruiken om een grondtal tot een bepaalde macht te verheffen, bijvoorbeeld 5^2.

Voorbeelden

POWER(5;2) resulteert in 25 POWER(98,6;3,2) resulteert in 2401077 POWER(4;5/4) resulteert in 5,656854

SQRT

Berekent de positieve vierkantswortel van een getal.

Syntaxis

SQRT(getal)

getal

is het getal waarvan u de vierkantswortel wilt berekenen. Als getal een negatief getal is, geeft SQRT de foutwaarde #NUM! als resultaat.

Voorbeelden

SQRT(16) resulteert in 4 SQRT(-16) resulteert in #NUM! SQRT(ABS(-16)) resulteert in 4

FACT

Berekent de faculteit van een getal. De faculteit van getal is gelijk aan 1*2*3*...* getal.

Syntaxis

FACT(getal)

getal

is het niet-negatieve getal waarvan u de faculteit wilt bepalen. Als getal geen geheel getal is, wordt de waarde afgekapt.

Voorbeelden

FACT(1) resulteert in 1 FACT(1,9) is gelijk aan FACT(1) en resulteert in 1 FACT resulteert in 1 FACT(-1) resulteert in #NUM! FACT is gelijk aan 1*2*3*4*5 en resulteert in 120

GiVi Group ©

- 20 -

EXC390205NE.DOCX

OVERZICHT WISKUNDIGE FUNCTIES

ROMAN

Converteert een Arabisch getal naar een Romeins getal en geeft het resultaat weer in de vorm van tekst.

Syntaxis

ROMAN(getal;type_getal)

getal

is het Arabische getal dat u wilt converteren.

type_getal

is een getal waarmee u aangeeft welk type Romeins getal u wilt weergeven. Indien type_getal = 0 wordt het getal op de klassieke manier weergegeven.

Aanvullende informatie

Als getal een negatief getal is, geeft de functie de foutwaarde #VALUE! als resultaat. Als getal groter is dan 3999, geeft de functie de foutwaarde #VALUE! als resultaat.

Voorbeelden

ROMAN(499;0) resulteert in "CDXCIX" ROMAN(1993;0) resulteert in "MCMXCIII"

GiVi Group ©

- 21 -

EXC390205NE.DOCX

Get in touch

Social

© Copyright 2013 - 2024 MYDOKUMENT.COM - All rights reserved.